Alledaagjes 15
jul 5, 2016
Op de dag dat ik mijn veertig lentes tel, word ik door de 40-plussers uit mijn omgeving van harte welkom geheten bij de club. Nu heb ik het niet zo op clubs, dus – hoewel oprecht geuit – baren deze hartelijkheden mij toch wat zorgen. Ik moet bijvoorbeeld niet veel hebben van sportclubs, waar de contributiekas van de penningmeester braaf gespekt wordt door alle leden, maar de voordelen vrijwel uitsluitend bestemd zijn voor “Het Eerste”. Zo ken ik een amateurvoetbalclub waar de mini-puppilletjes in de vrieskou gewoon buiten doorploegen, aangemoedigd door blauwbekkende ouders. Uit kostenbesparing geen zaaltraining omdat het eerste team per verwarmde luxe touringcar naar de trainingen en de wedstrijden wordt verplaatst en op de terugweg voorzien van een warme en verse maaltijd.
Een soortgelijke afkeer heb ik van de meer individuele sportclubs. De echte wedstrijd die daar vaak plaatsvindt is wie zich met het strakste figuur in de meest flitsende outfit heeft weten te hijsen. Om nog maar te zwijgen over vriendenclubs. De continue essentie daarvan is dat het samen leuk en gezellig is, totdat de eersten binnen de club zijn vreemdgegaan. En dat allemaal tegen een decor van wie er volledig bij hoort en wie toch net niet helemaal.
Ongerust wend ik mij met een glas rosé tot vriendin W., die de 40 al is gepasseerd en informeer voorzichtig naar het lidmaatschap van deze onbekende club. “De club bestaat omdat we allemaal hetzelfde lot zullen ondergaan”, lalt zij in mijn oor. “Je haar wordt dof en grijs, die slaapvouwen zijn ‘s nachts veranderd in echte rimpels, je bril krijgt een leesgedeelte omdat je armen te kort worden. Je tieten gaan hangen en je oogleden ook. Je krijgt een geheugen als een zeef, spataderen, je carrière kakt in en je kinderen vinden je ouderwets. Ineens zegt iedereen “mevrouw” tegen je en de kilo’s vliegen eraan. Bouwvakkers fluiten niet meer naar jou, maar nu naar je dochter, die trouwens ook je kleren niet meer wil lenen. Je man wil eigenlijk een jongere vriendin en als dat niet mag, een motor en bij de sportschool mag alles een standje lichter.”
“Maar…, ” zegt ze, terwijl ik ondertussen mijn glas in een teug achterover sla. “Weet je, wat het meest aangename van dit alles is?”. Mij schiet niets meer te binnen. Ze glimlacht ietwat dromerig voor zich uit. “Het is ook allemaal niet meer zo erg…”
© Gaby Gijsberts