Alledaagjes 15
okt 24, 2016
Het is herfstvakantie en wij gaan nog een weekje naar de bergen. We mikken goedgemutst onze vakantiespullen in de auto en gaan op pad. Lief aan het stuur zoals gewoonlijk. We zijn echter nog niet goed en wel de Duitse grens over wanneer er naast mij een erbarmelijk gekerm klinkt. Lief voelt zich niet lekker, heeft krampjes, koortsrillinkjes en overal pijn. Dus, volgende Raststätte er vanaf. Even een sanitaire stop, iets warms en een paracetamol erin en dan gaat het wel weer.
Tot we een uurtje verder zijn. Dan begint het gekerm en gekreun weer. Dus maar weer bij de volgende Raststätte er vanaf. En dan kruip ik achter het stuur. Dat is naar eigen zeggen zijn laatste wens. Lief heeft de mannengriep en dat betekent dat er helemaal niets is tussen gezond zijn en op sterven liggen. Hij kermt dat hij het niet lang meer maakt. Ik denk hardop dat dat wel meevalt. De achterbank speelt op de Nintendo en heeft de iPod-oortjes in, dus zij krijgen van de acute noodtoestand van hun vader weinig mee. Terwijl ik stoel en spiegels afstel op mijn lengte bedenk ik het toch al langer geleden is, dat ik nog eens zo’n dikke 600 kilometer zelf heb gereden. Meestal rijdt Lief als we samen onderweg zijn. Omdat hij, wanneer ik rij, altijd meerijdt. Nog meer commentaar levert dan in een grijs verleden mijn rijinstructeur. Waar ik dan weer niet zo van gediend ben. Ik ben wel eens, lang geleden, in een zeer boze bui uitgestapt. Dus nu rij ik alleen op weg naar vakantie wanneer hij moe is, een stukje.
Maar ja, nu zijn z’n laatste uren geteld en legt hij dus alleszins flexibel zijn lot en het stuur in mijn handen. Ik ben al even aan het rijden en Lief ligt met zijn stoel achterover en gesloten ogen naast me wanneer Middelste opmerkt: “Mam, ik geloof dat hij toch wel iets heeft. Hij is nog te ziek om te zeggen dat je te hard rijdt….”. Een zielige kreun is zijn enige respons op haar conclusie. “Hmmm. We kijken het wel even aan!” Ik ken het fenomeen mannengriep al langer. Wanneer mannen ziek zijn storten zij compleet in en gaan vervolgens direct en dagenlang in bed liggen. In lethargische toestand. Ze wensen full-time verpleging en weten zeker dat ze doodgaan. Ze komen pas weer in beweging wanneer hun favoriete voetbalclub de volgende wedstrijd speelt.
Vrouwengriep bestaat trouwens niet. Wij mogen wel ziek zijn, maar de kinderen, het huishouden en onze deadlines blijven wel gewoon van ons. Het is ook vaak makkelijker om maar gewoon door te gaan, draaiend op paracetamol of nog iets sterkers. Want al dat werk dat blijft liggen, dat ontspoorde huishouden en die arme bloedjes die met boterhammen met chocoladepasta en onmogelijke kledingcombinaties naar school gaan, zijn vaak voldoende reden om toch maar even op de tanden te bijten.
We reizen door, ik geef een kotszak en af en toe een slokje water door naar rechts. Ik beloof hem de Dela en ook de pastoor als we op onze bestemming zijn. We schieten netjes op, ik let braaf zoveel mogelijk op mijn snelheid, zelfs op de snelweg en voeg in en uit op drukke stukken alsof het niets is. Richting Italië rij ik stoer langs afgronden, rem geroutineerd af op de motor en stuur behendig door de haarspeldbochten. En zo komen we kreukvrij op onze bestemming aan.
Als onze gastheer ons hartelijk begroet en vraagt hoe de rit was antwoordt eerst Kleintje. “Het ging prima. Papa dacht dat hij dood ging en kon niet meer rijden. Mama denkt ook dat hij dood gaat, maar niet nu. Zij heeft gereden. We zijn een half uur sneller hier dan gepland.” En dan komt de conclusie van Middelste. “Weten jullie, als ik later groot ben, dan wil ik eerst een navigatiesysteem en dan een man!”